on love

koninginnedag nadert, en amsterdam raakt elke dag wat meer bezet. struinen langs de verkoopwaar doe ik al jaren niet meer. te druk, geen nacht tevoren om op koopjesjacht te gaan en gesprekken te voeren met verkopers die blij zijn met nachtelijke afleiding van nog onbezopen voorbijgangers. ik deed dat graag, toen het nog kon: die nacht tevoren door de stad op zoek naar pareltjes tussen de rotzooi.

nu ik plots zo verliefd ben geraakt dat ik zelf geen woorden weet -hooguit woorden die prive zijn- ging ik laatst op zoek naar andere woorden. en ik herinnerde me een obscuur boekje dat ik lang geleden op zo’n koninginnenacht vond. 50 cent, zoiets zal het me gekost hebben. maar wat een fijn boekje. the psychology of sex heet het, en het is van ene oswald schwarz (1883-1949). het komt uit 1949. de achterflap met meer informatie over deze dr. oswald schwarz ben ik inmiddels kwijt geraakt (het werkje -een tweede druk uit 1951- zat bij aanschaf al niet meer zo stevig in elkaar).

op zijn zoektocht naar de essentie van sex en de essentie van liefde verliest oswald zich in religie, mythologie en filosofie. die 50 cent heeft me al veel lees- en mijmer- plezier verschaft. ik zie nu, op mijn webzoektocht, voor het eerst dat hij vlak na voltooiïng moet zijn overleden. ik hoop dat het door de liefde was, dat hij vanuit een erotisch universum de dood is ingestapt zoals hij het zelf beschrijft op pagina 102 en 103:

love always begins suddenly. it need not always be the coup de foudre, the dramatic love at first sight, but even if a love seems to grow gradually from inconspicious beginnings, even if one seems to start loving a person one has known for some time – even then, the beginning is sudden. it is a true illumination or conversion of much the same kind as happened once on the road to damascus and has been experienced countless times since. in a moment the beloved person is suddenly there, in a way totally different from that in which (s)he has been there all the time, changed beyond recognition, transfigured in the truest sense of the word. she is no longer this woman whom i have met and talked to so many times, but the one -the only one- whom i
now love. and i am changed too, down to the core of myself. now, as never before, we know each other, and entranced we enter the world of love.

in this exclusive world are domiciled those whom one calls erotic beings or exemplary lovers. for them there is no return into the cold world of everyday life, nor can they breathe the rarefied air of their new abode for long, and death is the inevitable fate. that is why all the great lovers whose memory history has preserved die an unnatural death, as we call it; but it is most natural to them. they know it, and with seeing eyes they go to their doom, this is their tragic fate. […]

the great loves of lesser people pass quickly through this, for them only initial, stage of fascination. as they have not climbed to the summits of passion, the lovers find their way back to earth, and the demonic power of passion changes into the constructive warmth of mutual belonging. not only does this productive devotion bring to life all dormant potentialities of the beloved, but it also transforms in much the same way the lover himself; it is a mutual building-up of the two personalities right to the limits which their natures permit them to reach.

this kind of love does not extinguish or enslave the personality, but enriches and liberates it. it is the strongest, perhaps the sole, stimulus and way to become, in the truest sense, ourselves. fusion, the first stage of fascination, becomes in the second stage a union of two independent personalities. rabindranath tagore has described incomparably this process of parting and reuniting: the lover says to his partner free me from the enchantment and give me back the courage to offer you once more my liberated heart. (i quote from memory, and render only the sense, and not the wording.)

this dialectical process, by the way, seems to be characteristic of all kinds of spiritual experience shared by the great religious leaders, saints and artists. if i may quote caldwell once more: [the lyric poet] is exhibiting the paradox of art -man withdrawing from his fellows into the world of art, only to enter more closely into communion with humanity.

[…] the attitude of a scientist towards the object of his researches and of a philosopher towards the problems of his thinking come very close to the idea of love. the devotion is already very similar to the self-surrender of a true lover. many of the greatest men have testified to this. nietzsche, for instance, said that only from love springs the profoundest insight, and hegel said that only through loving one becomes one with the object and one really knows only what one loves. the swiss historian i.v. muller said ideas are born in the arms of a wise friend.

the discoveries made through this loving approach are not the property of those who made them. they belong to the world into which they are born, and the concept of plagiarism is a psychological absurdity, is valid only in a commercial-minded world. the closer we approach to the higher regions the more the possibility of possessing the beloved object recedes and another element becomes dominant: reciprocity and response.

in the love of a (wo)man, the fullest realization of the idea of love, this reciprocity is essential, as has been shown earlier. the concept of possession destroys this reciprocity because possession is a unilateral action; one may possess the body of a woman during the fleeting moment of physical intercourse, but what love desires is not the factual woman one holds in one’s arms, but only her personality, her soul, which is intangible and elusive.

sex love, let it be said over and over again, means insatiable participation in the existence of the beloved. love is not a state which can be reached and in which our longing comes to rest: love is perpetual striving, unending uncertainty and insecurity, an everlasting act of creation.

en dat 282 bladzijden lang. hij verliest zich zo heerlijk in afdwalingen dat het als psychologisch werk vast niet serieus te nemen is. maar ik houd van dit boekje. ook.

liggen in de zon

ik hoor het licht het zonlicht pizzicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht
ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo
ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.

ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen
te zingen van het licht dat op en om mij ligt.

ik lig hier duidelijk zeer duidelijk lig zonder
te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil.

hans andreus

liggen in de zon

ik hoor het licht het zonlicht pizzicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht
ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo
ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.

ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen
te zingen van het licht dat op en om mij ligt.

ik lig hier duidelijk zeer duidelijk lig zonder
te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil.

hans andreus

joanna newsom

ik zou het haast vergeten maar ik heb ook nog een bijzonder optreden gezien deze week. afgelopen zondagavond speelde joanna newsom in paradiso. beneden werd wally tax herdacht in een in-de-hemel-is-hopelijk-ook-bier sfeer (om eerlijk te zijn is dat slechts een vermoeden, ik heb de grote zaal angstvallig gemeden). boven, wel, boven was die hemel gewoon. met bier ja.

joanna newsom, dat is een meisje, een harp en een stem. zij tokkelde en de harp sprankelde. ze sprak wat en iedereen glimlachte. ze zong en iedereen was stil. wat een bijzondere liedjes, wat een grappig meisje, wat een mooie avond. klik op de foto hierboven voor een postzegelclip van sprout and the bean en heb spijt dat je er niet was, zondagavond in de hemelzaal van paradiso.

joanna newsom

ik zou het haast vergeten maar ik heb ook nog een bijzonder optreden gezien deze week. afgelopen zondagavond speelde joanna newsom in paradiso. beneden werd wally tax herdacht in een in-de-hemel-is-hopelijk-ook-bier sfeer (om eerlijk te zijn is dat slechts een vermoeden, ik heb de grote zaal angstvallig gemeden). boven, wel, boven was die hemel gewoon. met bier ja.

joanna newsom, dat is een meisje, een harp en een stem. zij tokkelde en de harp sprankelde. ze sprak wat en iedereen glimlachte. ze zong en iedereen was stil. wat een bijzondere liedjes, wat een grappig meisje, wat een mooie avond. klik op de foto hierboven voor een postzegelclip van sprout and the bean en heb spijt dat je er niet was, zondagavond in de hemelzaal van paradiso.

2 dagen

hoeveel zoenen passen in 2 dagen? hoeveel wijn en hoeveel liedjes, hoeveel
druppels uit de douche hoeveel regen in mijn haar in jouw mond.

hoeveel warmte in een bed, hoeveel gelach en hoeveel stilte, hoeveel miauwtjes
van de kat die zich tekort weet. hoeveel sigaretten blote voeten groene ogen.
hoeveel ontmoetingen in 1 afspraak, hoeveel zoenen in 2 dagen?

zoveel, 2 dagen zijn te kort.

2 dagen

hoeveel zoenen passen in 2 dagen? hoeveel wijn en hoeveel liedjes, hoeveel
druppels uit de douche hoeveel regen in mijn haar in jouw mond.

hoeveel warmte in een bed, hoeveel gelach en hoeveel stilte, hoeveel miauwtjes
van de kat die zich tekort weet. hoeveel sigaretten blote voeten groene ogen.
hoeveel ontmoetingen in 1 afspraak, hoeveel zoenen in 2 dagen?

zoveel, 2 dagen zijn te kort.

another waste land

ze bewegen en dan moet ik stilzitten, stilzitten en terugpraten. als we met meer dan twee monden zijn dan kan ik af en toe nog even weg, koffie halen of water of naar de wc, even weg en lopen maar dan weer terug en stilzitten en kijken naar monden. kijken naar monden en vast proberen te houden wat ze zeggen.

dat kan heel moeilijk zijn, dat vasthouden. for i have known them all already, i know the voices dying with a dying fall. dan beweeg ik mijn mond er maar dwars doorheen en glimlach om mijn trespassing te verzachten. soms lukt dat niet of kan dat niet en houd ik tot de laatste groef mijn kiezen op elkaar. alsof mijn hart in mijn hoofd bonkt. en dan mag (nee: moet) ik en ik zie dat iedereen naar mijn mond kijkt. mijn mond beweegt gewoon vanzelf en dat verbaast me.

dat moet je niet doen, dat verbazen. opeens houdt mijn mond er mee op terwijl wel zes paar ogen boven monden mij verwachtingsvol aankijkt. ik weet bij god niet meer waar mijn mond het over had en zelf helpt-i ook niet mee. and i know the eyes already, the eyes that fix you in a formulated phrase, and when i am formulated, sprawling on a pin, when i am pinned and wriggling on the wall…

een mond onder begrijpende ogen reikt me de draad weer aan en ik weet het tot een goed einde te brengen. vijf minuten pauze, dan heeft mijn mond een afspraak met een ander. een duet van twee uur en weglopen uit een duet is veel lastiger. so i find words i never thought to speak (…) when i left my body on a distant shore.

ik mag weg, ik mag die hele praatstad uit gelukkig en met een zwaar hoofd loop ik een eenzaam uur tram en trein tegemoet ter verlichting. there will be time, time to prepare a face to meet the faces that you meet.

maar nee. er zijn bekende monden en die moeten blijkbaar heen waar ik ook heen moet en het hele uur teisteren de geluidsgolven het moeizame gevecht van mijn hoofd tegen de zwaartekracht. een kwartier te laat arriveren we (mijn mond, mijn hoofd en ik) op een brainstorm. een storm in mijn hoofd zou heel verfrissend kunnen werken maar het overheersende gevoel is dat van windhaan die drie windrichtingen tegelijk te verduren heeft en het belang is nihil. for last year’s words belong to last year’s language and next year’s words await another voice. af en toe doet mijn mond nog een poging tot convergentie maar mijn hoofd is zich inmiddels aan het afvragen waar die muur vandaan komt. here is no water but only rock, rock and no water and the sandy road.

aan alles komt een eind, zelfs aan eindeloze dansen, en ik geef mijn mond heel heel veel water. maar nog is het niet over. het duet uit de andere stad moet overgebracht naar een stel oren, en ook aan die oren zit weer een mond vast. mijn ogen beginnen pijn te doen nu. would it have been worthwile, to have bitten of the matter with a smile, to have squeezed the universe into a ball to roll it toward some overwhelming question. and would it have been worth it, after all.

ik gooi mezelf een touw toe en ontsnap bij het eerste ogenblik van alleenheid. nog vroeg maar dat moet dan maar. naar huis. schele hoofdpijn. zo leer je een uitdrukking begrijpen. dit is schele hoofdpijn en mijn hoofd wil mij ter aarde storten.

een mond, een mond is om te zoenen en te drinken en te lachen en lipstick op te doen. our dried voices when we whisper together are tired and meaningless as wind in dry grass.

en schrijven is de rimpeling tussen de golven en het stille water, het assimileren van de kiezels. ’till human voices wake us, and we drown.

met dank aan t.s. eliot